Het Nederlandse werkwoord heeft aan het meestal drie persoonsvormen in de tegenwoordige tijd en 2 in de onvoltooid verleden tijd. Voltooide tijden geraken aangemaakt met een hulpwerkwoorden beschikken over en zijn. Een toekomende tijd wordt gevormd met het hulpwerkwoord moeten. Engels is ons voertaal in maar liefst 55 landen en kan zijn betreffe